Marriage
Huwelijk
married getrouwd
single vrijgezel
divorced gescheiden
widow weduwe
widower weduwnaar

She married her high school sweetheart.
Ze trouwde met haar schoolvriendje.

spouse echtgeno(o)t(e)
husband echtgenoot, man
wife echtgenote, vrouw

My wife is looking for me.
Mijn vrouw zoekt me.

fiance verloofde
fiancee verloofde

Will you marry me?
Wil je met me trouwen?

She is engaged to Christopher
Ze is verloofd met Chris.

We're going to get married in Las Vegas.
We gaan trouwen in Las Vegas.

The priest married us.
De priester huwde ons.

wedding bruiloft

groom bruidegom
bride bruid
newly wed pasgetrouwd
wedding dress bruidsjurk
church wedding kerkelijk huwelijk
civil wedding burgerlijk huwelijk
best man getuige
maid of honor

her maiden name haar meisjesnaam
honeymoon huwelijksreis
anniversary verjaardag

adultery overspel
affair slippertje
mistress minnares
lover minnaar
ladies' man vrouwenliefhebber
womanizer versierder
divorce scheiding

Mary is cheating on me. She has a lover.
Mary bedriegt me. Ze heeft een minnaar.

She left me for a guitar player and called to say that she had found happiness.
Ze verliet me voor een gitarist en belde om te zeggen dat ze gelukkig was geworden.